Polyamide en polyester zijn twee belangrijke families van synthetische polymeren, beide van groot industrieel belang, maar met verschillende chemische structuren en bijbehorende eigenschappen. Hun fundamentele verschil ligt in de functionele groep van hun polymeerruggegraat: polyamiden (nylon) bevatten amidegroepen (-NH-CO-), terwijl polyesters (zoals PET, PBT) estergroepen (-O-CO-) bevatten. Dit structurele verschil leidt tot verschillen in prestatie op een aantal belangrijke punten. Wat betreft mechanische eigenschappen bieden polyamiden over het algemeen superieure taaiheid, slagvastheid en slijtvastheid. Polyesters vertonen, vooral wanneer versterkt, vaak een hogere stijfheid en treksterkte. Een cruciaal onderscheidend kenmerk is het gedrag bij vocht: polyamiden zijn sterk hygroscopisch en nemen aanzienlijke hoeveelheden water op, wat het materiaal plastificeert, waardoor de taaiheid toeneemt, maar de stijfheid en dimensionale stabiliteit afneemt. Polyesters daarentegen zijn veel hydrofobischer, met zeer lage vochtopname, wat resulteert in uitstekende dimensionale stabiliteit in vochtige omgevingen. Thermochemisch bezien hebben polyamiden zoals PA66 een hoger smeltpunt dan PBT, maar polyesters hebben doorgaans een hogere Hittevervormingstemperatuur (HDT) in glasversterkte vorm. Chemisch gezien bieden polyesters over het algemeen betere bestandheid tegen een breder scala aan chemicaliën, inclusief sterke zuren, terwijl polyamiden uitstekende bestandheid hebben tegen oliën en koolwaterstoffen. Op kostenvlak zijn standaardpolyesters zoals PET vaak goedkoper dan standaardpolyamiden, hoewel engineering-kwaliteiten vergelijkbaar kunnen zijn. De keuze tussen beide wordt bepaald door de toepassing: polyamide wordt verkozen voor sterke, slijtvaste onderdelen die enige dimensionale verandering kunnen verdragen (tandwielen, lagers), terwijl polyester wordt gekozen voor dimensionaal stabiele, stijve componenten in vochtige of chemisch belaste omgevingen (elektrische connectoren, auto-onderdelenbehuizingen).